het massagraf bij Fromelles
Het na 90 jaar terug vinden van de vermisten van het slagveld van Fromelles
Tijdens de slag bij Fromelles op 19 en 20 juli werden meer dan 5000 Australische soldaten gedood of gewond toen ze de versterkte posities van de Duitsers aanvielen. Engeland verloor 1468 man. Velen van de gesneuvelden werden toen door Duitse soldaten in grote (massa) graven (pitts) geplaatst een feit dat kennelijk in de vergetelheid geraakt is geraakt.
De Duitsers boden aan de Australische commandant Mc Cay destijds nog een tijdelijke wapenstilstand aan om alle doden te verzamelen maar deze weigerde. Waar deze gesneuvelde soldaten waren gebleven werd tot voor kort nooit duidelijk en ze werden als "missing" geregisteerd.
90 jaar later kon dankzij de inspanningen van een amateur historicus Lambis Englezos, een Australier van Griekse komaf, recht gezet worden wat eigenlijk die dag in 1916 gedaan had moeten worden.
Na een ontmoeting met een enkele overlevenden van Fromelles bleef bij hem een obsessie bestaan voor de gebeurtenis op de avond en nacht van 19 juli op 20 juli 1916.
Vanaf 2002 heeft Mr Englezos met een paar supporters bewijsmateriaal verzameld voor zijn claim dat luchtfoto’s uit 1916 afkomstig uit het Imperial War museum te Londen graven lieten zien achter de Duitse linie en daarin zouden de tot nu toe vermiste Australische gesneuvelden in zijn zijn begraven.
Dat men dit pas nu zou ontdekken heeft te maken met het feit dat men moeilijk kon aannemen dat de zg "post war recovery units" of "clearance teams" deze massa graven destijds gemist zouden hebben.
De Britse "post war recovery units" had de gruwelijke taak na afloop van de eerste wereldoorlog alles na te gaan en duizenden resten van lichamen en skeletten op te graven. Door deze eenheden werden ongeveer 200.000 soldaten op- en herbegraven in nieuwe oorlogskerkhoven.
In 1921 beëindigden de Fransen met toestemming van de geallieerden het "speculatieve" zoeken. Sindsdien werden soms nog wel menselijke resten gevonden bij gelegenheid bij boerderijen en bij wegwerkzaamheden. Na elke zodanige vondst vond weer een plechtige herbegrafenis plaats in één van de officiële oorlogskerkhoven.
Na zijn 2e bezoek aan Fromelles in 2002, nadat hij Britse luchtfoto´s uit 1916 bekeken had, ging Lambis Englezos de geruchten na dat er massagraven zouden zijn bij het Pheasant Wood, vlak bij het dorp Fromelles, destijd net achter de Duitse linie.
boven en onder gesneuvelde Australische soldaten bij Fromelles
In 2006 begon het bij geïnteresseerden in oorlog historie te dagen dat het hier een enorme vondst ging en een particuliere groep uit Sydney onder leiding van advocaat Chris Bryett ging zelfstandig aan het werk. Mr Bryett ging er van uit dat het leger niet goed in staat was om deze klus te klaren, er moet gewoon gegraven worden. En zo zocht hij zijn eigen experts bij elkaar geleid door een emeritus hoogleraar Richard Wright (die ook het UN team leidde die de massa graven van het conflict in Bosnië had onderzocht) en vroeg de Franse Archeologische dienst toestemming om een test te doen. Dit wekte de woede op bij Mr Lee van de AHU die op een Frans informatie aangaande Mr Bryett antwoordde dat deze geen officiële status heeft.
Minister Bruce Billson (voor zaken die veteranen aangaan) drong er op aan om bij de eerste proef opgravingen dit zo te doen dat er geen kans was overige resten te verstoren.
Het expert panel kwam uiteindelijk in december 2006 weer bij elkaar en er werd toestemming gegeven een sonderend onderzoek te doen van het terrein door "battlefield specialist Tony Pollard. Toen het team van dr Pollard aan het werk ging bij Pheasant Wood in mei 2008 was Mr Englezos daar ook.
Het uit 6 mensen bestaande team van dr Pollard voerde eerst een aantal testen uit dat de theorie moest aantonen. Vooral bijzonder was dat een standaard metaal detector direct al 2 Australische medaillons naar boven haalde. Ze lagen vlak bij één van de plekken van de graven, ze zouden volgens dr Pollard van de lichamen zijn gevallen die deze op punt stonden te worden begraven. Daar op deze plaats geen Australiërs hebben gevochten zou ook geconcludeerd kunnen worden dat ze afkomstig waren van krijgsgevangenen.
In de volgende fase werd er verder proef gegraven om met de grootste zekerheid vast te stellen dat het hier om een massagraf gaat. Het werd een gezamenlijk Brits, Australisch en Frans project worden.
het onderzoek met blootleggen van de massagraven uit 1916 bij Fromelles
stukje uniform met knopen waaraan de afkomst van de gesneuvelde militair is te zien
situatie nu (27 oktober 2010) : bij het toegangshek staat dit bord.
Hier de locatie van het nu leeg gehaalde massagraf op de hoek van het Pheasant Wood (Bois de Faisan, fazanten bosje) , even buiten het dorp Fromelles. In mei 2008 werd één en ander definitief bevestigd en de lichamen werden in 2009 opgegraven.
Een speciaal Identificatie Board publiceerde een rapport op 17 maart 2009 waarin de eerste 75 lichamen waren geïdentificeerd met DNA. Verdere identificatie zal nog duren tot 2014.
Deze vondst was sensationeel hoewel het al lang bekend was dat de Duitsers gesneuvelde geallieerde soldaten achter hun linie hadden begraven (zie in het boek van Peter Barton).
Het opgraven hield in het zoeken naar beenderenresten, wapens en uniformresten. Door te kijken naar fragmenten van het uniform kunnen experts de nationaliteit vastleggen vanwege de verschillende knopen die gebruikt werden.
Uit the lost legions of Fromelles” the mysteries behind the most devasting battles of the great war: Peter Barton
In sept 2003 ontmoet Lambis Englezos Peter Barton in Australië. Barton was daar voor een lezing over "tunneling". Englezos was ook uitgenodigd door Ward Selby. Ze spraken met Peter Barton over de mogelijke massa graven bij het Pheasants wood bij Fromelles. Selby had zelfs een Duitse kaart met daarop de plaats van de graven.
Er gingen wel geruchten in Fromelles over zg verloren graven (2003: Martial Delabarre, president van een lokale historische club), alleen geen documentatie, alleen van horen zeggen.
Voor primaire bewijsvoering waarmee autoriteiten konden worden overtuigd was het vlg Barton nodig om Duitse gegevens van de 6e Beierse reserve infanterie divisie (RIR), met documentatie, dagboeken, na te gaan. Deze Beierse militaire archieven bevinden zich in München.
In de CWGC (Commonwealth War Graves Commission) archieven was niets bekend over massa graven bij het Pheasants wood, evenmin bij de OAWG (Office Australian War Graves).
Via hulp van een Tasmaanse politicus, kreeg Englezos een lijst van militaire archieven via de Duitse militaire attaché in Canberra. Daarnaast vroeg Selby aan zijn zwager, Walter Dumbs, contact te leggen met iemand bekend met het militaire archief in München.
In 2002 hadden Selby (zijn grootvader had hier gevochten) en Englezos de slagvelden bij Fromelles bezocht: opvallende ontdekking toen: de getallen van vermisten klopten niet.
In 2004 werd bericht ontvangen van een Dr Fuchs, directeur archieven te München, deze bevestigde dat in een regiment geschiedenis (21e res inf regiment RIR21 behorende bij de 6e Beierse Reserve Infanterie Divisie 6eBRD), geschreven in 1923 door Julius Ritter von Braun, melding werd gemaakt over massagraven achter het Pheasants wood. Verder werd niets gevonden (tot op dat moment). Volgens Barton nog niet bewijzend, dit is geen directe bron informatie, geen key informatie, deze moet gezocht moet worden in dagboeken, directe beschrijvingen van gevechtshandelingen.
Door Jeroen Huygelier werd gewezen op een makkelijke toegankelijke bron, de RCWM files(Red Cross Wounded and Missing) deze files bevonden zich in Australië, Canberra, in het AWM (Australian War Memorial),
Bijzonder is dat de geschiedenis van het 21e RIR 10 tallen jaren in het AWM gelegen heeft als deel van de collectie. De kern van de RCWM verzameling werd bijeen gebracht gedurende de oorlog door het Duitse Rode Kruis, via Rode Kruis bureaus van de Entante naties, via het ICRC te Geneve.
Het complete materiaal van de RCWM in het AWM werd doorzocht door Selby, Englezos, Corfield (auteur Don’t forget me cobber). Men zag alle records van de missing na 19/20 juli 1916. Zo stuitte men op ene John Bowden waarbij de Duitsers wat twijfel hadden of het een officier betrof of een private, mogelijk iemand die een hogere rang had gekregen en nog niet zijn identiteitsgegevens had aangepast. Ergens was genoteerd dat hij mogelijk was begraven in één van de 5 massagraven bij Phaesant wood bij Fromelles. Dit was aangegeven via een Duitse bron. Hierdoor kreeg men een sterke aanmoediging om door te gaan met zoeken naar een primaire bron documentatie, moest toch te vinden zijn in de gegevens van de 6e BRD in München. De gegevens van Bowden waren nl ook gestuurd naar een inlichtingen officier Fritz Lubcke voor nader onderzoek.
Met al deze gegevens nu verzameld konden Englezos zelfs een schatting maken van het aantal begraven militairen in de massa graven (169). Vooralsnog was het onduidelijk of deze graven na de oorlog ook waren geruimd/geschoond (gecleared).
In Australië werd uiteindelijk een panel samengesteld om te beoordelen of er nu voldoende aanwijzingen waren om de mogelijke graven bij Pheasants wood te openen. De aanwijzingen waren: Bevindingen Fuchs in München, de luchtfoto’s, de Bowden file en het geschatte aantal van vermiste militairen (163). Het panellid John Williams (schreef een boek over Hitler in WO 1) ging voor onderzoek naar Europa. Williams bezocht daarbij niet de archieven in München. Hij liet zich in Fromelles rondleiden door Martial Delabarre en werd ook voorgesteld aan ene Bailleul die een geschiedenis aan het schrijven was over Duitse regimenten die hadden gevochten in deze regio. Het was Bailleul die Williams duidelijk maakte dat de zg “pits” op de luchtfoto’s mogelijk mortierposities waren, uiteraard zeer merkwaardig. Vlg Bailleul waren er zeker geen graven bij het Pheasants Wood, het zouden meer militaire en defensieve aanduidingen zijn. Williams was overtuigd en ging terug naar Australië. Het panel gaf vervolgens (nog) geen toestemming voor openen van de ev. graven (oktober 2006).
Merkwaardig feit was wel dat Williams nog in 2003 had verklaard dat er aanwijzingen waren voor massagraven, hij was nu volledig van gedachten veranderd. Voor zijn boek over Hitler was hij ook niet in München geweest voor archief onderzoek.
In 2006 werden 3 van de 5 gevonden resten van Australische militairen gesneuveld bij de 3e slag van Yper met DNA geïdentificeerd. Was weer een nieuwe aanleiding on de graven bij Fromelles te openen. Het identificeren zou ook op deze manier gedaan moeten worden, toen (juli 1916) waren de identificatieplaatjes nog niet in omloop. Er was in ieder geval bewezen dat identificatie met DNA goed mogelijk was.
In München was Fuchs opgevolgd door Lothar Saupe. Met hem werd contact gezocht door Roger Lee via de Duitse militaire attaché Josef Birkel.
In okt 2006 ontving Englezos via Roger Lee (eindelijk) een nu primair bewijsstuk: in het originele RIR21 dagboek met daarin een regiment order 5220 dd 21 juli 1916: opdracht graven aan te leggen voor gesneuvelde Britse militairen. (Vlg Barton had Williams indien hij in 2005 München had bezocht deze kopieën zeker gezien).
Daarnaast tegelijkertijd werd in Australië de volgende bevinding gedaan: nadat in 2004 Englezos en Selby correspondentie hadden gezien over een gesneuvelde militair bij Fromelles, Eric Chinnen, bleken later bij de papieren een correspondentie te zitten tussen nov 1916 en 1928 tussen Bean (auteur van de geschiedenis Australische militairen in WO1) en Mr Marvyn Chinner, broer van Eric. Ook daarin kwam het massagraf bij Fromelles ter sprake.
Ondertussen was in Engeland vastgesteld (Peter Barton), dat ook een groot aantal Britse militairen zich in de massagraven bevonden waarbij het aantal veel hoger was dan het vermoedelijk aantal Australische militairen, dus het ging ook over Britse militairen, dus ook het UK was zwaar betrokken bij deze zaak.
Uiteindelijk was men in 2007 zover om eerst onderzoek te doen of de graven na de oorlog geschoond (gecleard) waren, was niet het geval.
et meest absurde van deze geschiedenis is dan weer het volgende:
Bailleul, eerder genoemd, zou in 1991 in bezit zijn van kopieën van Duitse documenten die bewijzend waren voor de aanwezigheid van de graven: deze copieën waren afkomstig uit de archieven van de VDK (Volksbund Deutsche Oorlogsgraven). Dit kwam aan het licht bij de inrichting van het nieuwe Fromelles museum: gevraagd aan hem (Bailleul) aan wie hij had toevertrouwd dat hij deze documenten had: Martial Delabarre en John Williams die juist in Australië zijn negatieve rapporten zou hebben gebaseerd op de beoordeling van Bailleul.
Deze gegevens werden vervolgens ook opgevraagd door Peter Barton: VDK archief te Kassel, 248 Engelsen begraven in 5 “pits”, gelocaliseerd zuidkant van het bosje.
Bij de documenten in Kassel werd ook nog een brief van Bailleul gevonden gericht aan de VDK te Pérenchies dd 16-8-2006: daarin vertelt Bailleul dat 3 jaar eerder (2003) hij in contact was geweest met instanties/personen die geïnteresseerd waren in de WO 1 geschiedenis van Fromelles, verder wordt in de brief wordt medegedeeld dat een Australiër (Englezos) overtuigd was dat hij een sensationele ontdekking had gedaan. De man zou grote inspanningen hebben gedaan om bewijs te krijgen dat deze massagraven nog steeds bestonden in Fromelles ondanks het bekende feit dat in 1920 deze graven waren geschoond voor herbegraven in eigen militaire begraafplaatsen. Verder wordt dan gesteld dat de systematische verwijdering van de doden door de Duitse autoriteiten begon op 10 augustus 1921, inclusief de graven van Pheasant wood. De brief eindigt dan met de opmerking dat de inhoud gecommuniceerd zou moeten worden met de Duitse ambassade in Australië om daarmee elke individuele poging tegen te gaan om de aarde van Fromelles te verstoren.
Een en ander past wel bij zijn verhaal tegen John Williams in 2005.
NB: In 2012 wil Bailleul met deze documenten aantonen dat hij de eerste was die vanaf 1999 van de nog intacte graven wat af wist.